Heat, Smoke and Sweet Honey
: Erwin Neles
: Popular Places Magazine editie 13
Apiculture in de tropen
Je moet handig zijn, een echte stoere vent, bestand tegen zwaar werk. Je moet onverschrokken zijn om door te gaan en het hoofd te bieden aan pijnlijke bijensteken terwijl je rustig verder gaat. Je moet de natuur voelen en beoordelen, intensief observeren en goed plannen. Afrikaanse bijenteelt in Suriname, het is niet alleen een vak, maar een manier van leven.
Gestoken door de afrikaanse bij
Als jonge biologen maakten Frank en Mariska tijdens een stage in Brazilië kennis met de bijenteelt. Ze verhuisden met kleine boeren die wilde honing verzamelden in het bos.
Frank: “Dat waren echte macho’s! Ze werken niet met een aasval om een zwerm bijen te vangen, maar zouden gewoon een boom openbreken zonder overall te dragen!”
Mariska laughs: “ja echte idioten, daarginds!” Maar beiden waren toen al gebiologeerd door de manier van leven van de bijenteelt, het buitenleven en het werken met de wilde Afrikaanse bij.
Zo’n achttien jaar geleden vingen ze hun eerste kleine bijenzwerm in het Surinaamse regenwoud.
Mariska: “Toen deden we gewoon alles verkeerd. We wisten nog niet goed hoe seizoensgebonden de bijenteelt ook hier is.” Hun eerste Europese kratten werden prompt opgegeten door termieten. Daarna bouwden ze hun eigen materiaal. Van het bos leverden ze op kleine schaal aan imkers in de omgeving. In 2010 konden ze onverwacht een oud bedrijf overnemen en gingen ze ‘groot’.
Frank: “En dat was toch even anders!” Ze bestudeerden de geheimen van de Afrikaanse bij grondig, observeerden, onderzochten alles en wisten de productie per bijenkorf aanzienlijk te verbeteren.
Mariska: “Omgaan met Afrikaanse bijen moet je echt zelf leren. Van boekjes kun je wel wat leren, maar niet veel, je moet het ervaren. Het is anders dan in Europa of Amerika.”
Frank: “Je kunt de wilde Afrikaanse bij echt niet vergelijken met bijvoorbeeld het Italiaanse ras.” En die wilde Afrikaanse bij is een portret waard: ze is een workaholic die hard werkt van haar verjaardag tot haar laatste snik. Ze is erg agressief en verdedigt haar voorraad verwoed en fanatiek. Maar datzelfde temperament maakt haar ook zeer productief. Ze is sterker dan gekweekte soorten, omdat in de natuur alleen de sterkste ziekten en rampen overleven. En ze is niet te manipuleren.
Mariska: “Het zelf kweken van koninginnen om te splitsen, is voor hen allemaal een beetje zonde en als ze iets niet lusten zijn ze weg.”
Faboesi ‘Honey uit het bos’
Faboesi betekent: ‘uit het bos’ en het bijenteeltbedrijf heeft tenten met aas in het mangrovegebied, bos en savanne. Zo kunnen ze honing leveren van onder andere parwa, mira oedoe, savannebloemen en bloemen uit het bos. De bijen houden dit zelf goed gescheiden. In een heel goed jaar produceren alle drie de velden goed.
Mariska: “Een goed honingjaar is ook als er veel verschillende honingsoorten zijn, als het een goed droog seizoen was met veel bloemen en als er meer verschillende bomen bloeien, zoals behalve mira oedoe ook djamoe.”
Met behulp van aasvallen vangen ze jaarlijks nieuwe zwermen om de productie draaiende te houden. Periodiek helpen drie medewerkers bij de voorbereiding en afwerking. Het stel levert zelf aan de winkels. Daarnaast komen kopers elke dag langs. Mariska doet dagelijks de administratie en het beheer en de planning. Een zware klus naast het veldwerk. Frank is voornamelijk verantwoordelijk voor het werk met de bijen zelf en bepaalt wanneer hij naar de velden rijdt voor onderhoud of honingoogst. Dat werk doen ze samen.
The honing oogst
Het verzamelen van de honing is fysiek intens, altijd spannend en gaat in ‘one drive’. De strakke voorbereiding en de razende bijen maken dat de actie soms lijkt op een professionele overval, met onzekere factoren.
Frank: “Als je weggaat, weet je niet eens of er honing is.”
Mariska: “Je neemt alles mee, want je weet niet wat je aantreft.”
Frank: “Dat is de moeilijkste beslissing, we hebben een grote tent met veertig, vijftig zwermen, hoeveel frames neem je mee? Als je er te veel hebt heb je te weinig ruimte voor de oogst. Te weinig ja, dan val je kort en je zult snel terug moeten gaan.”
Bij aankomst parkeren ze de auto ‘op straat’ en kijken ze eerst even bij de bijtjes hoe het ervoor staat. Dat is altijd een verrassing.
Frank: “Soms lijkt het een doodlopende weg, maar soms zet je de motor uit en hoor je al: ‘zzzzzz’, dan weet je het al, wees voorbereid!” Op een afstand trekken ze stilletjes hun imkerspak aan. De manden met kokosvezels zijn aangestoken. De rook werkt als een afleidingsmanoeuvre die de bijen een tijdje bezig houdt. De pick-up met de kratten met lege frames staat bij de tent geparkeerd. En dan begint het. Als het wisselen van de frames eenmaal is begonnen, is er geen weg meer terug en moet er doorgewerkt worden tot alle kratten met volle frames weer op de pick-up staan.
Frank: “Je kunt niet zeggen: ‘Ik kom morgen gewoon terug’. Dan zijn ze dubbel agressief en vallen je meteen aan bij verstoring, je moet het echt afmaken.”
Het wisselen van frames moet soepel, maar zeker niet ruw gaan. Ondanks de rook en de razende bijen die overal in hun pak steken, moeten ze langzaam bewegen. Vooral in de savanne is de hitte vaak moordend.
Frank: “soms halverwege de tent denk je: ‘oh, kunnen we het nog volhouden?’ De stress kan soms heel hoog oplopen. Ze kunnen zich de eerste intense bijensteken nog heel goed herinneren. Zo stapte Mariska ooit op het verkeerde moment uit de auto zonder pak en liep ze meer dan twintig steken op. Frank werd ooit in de punt gestoken van zijn neus en werd toen zo boos dat hij de tent uit stormde. Bij een andere gelegenheid kropen de bijen vrolijk door een gat in zijn pak om hem te grazen.
Mariska: “De steken doen nog steeds pijn, maar het gevoel daarna is sneller weg. Je wordt er een beetje immuun voor.”
Een groter probleem zijn de oude stingers die in pakken en handschoenen blijven steken en pijnlijke gewrichtsontstekingen veroorzaken. Een imkersziekte die sommige imkers zelfs dwingt te stoppen. Naarmate het werk in de tent vordert, worden de bijen bozer, de hitte ondraaglijk, de imkers vermoeider en de kratten zwaarder. Het laatste deel van het werk is slopend. Dan moeten alle volle kratten nog op de pick-up en is het een kwestie van zo snel mogelijk wegrijden met de ramen open om de laatste razende bijen kwijt te raken. En zo zijn we weer terug bij de ‘overval’. Pas op afstand kunnen de pakken eindelijk worden uitgetrokken en kan het zweet van het gezicht worden geveegd. Toch zien ze zichzelf zeker niet als brute honingrovers.
Frank: Frank: “Ja, je ‘berooft’ wel van hun product, maar een boer die koeien melkt doet dat natuurlijk ook. Alleen door hun agressie is het voor bijen heftiger.”
Mariska: “Je geeft de bijen een huis, dat is de service die je levert. Als het slecht gaat, bijvoorbeeld in het regenseizoen, krijgen ze suikerwater.” “Er zijn veel wilde bijen in het bos, maar die hebben niet zulke mooie grote huizen!” Freek lacht.
Bijenliefhebberss
Na al die jaren zijn ze de Afrikaanse bij veel beter gaan begrijpen.
Mariska: “Als je nu in een krat kijkt, kun je meteen inschatten hoe het met de zwerm gaat.” Het is het hele uitzicht, soms de geur, de activiteit.
Frank: “Als ze maar ijverig zijn en het gezellig gonst. Dan is het vaak goed. Inderdaad kan het ontbreken van een bepaald geluid je doen denken: ze zijn ellendig.”
Er volgen spannende verhalen over bijenzwermen, nectar en honing, cellen van drones, voorraden en broed- en groeiprocessen. En al snel wordt duidelijk dat het echte bijenteeltvak zoveel meer is dan het oogsten van honing en veel kennis en ervaring vereist. Ze proberen grote, gezonde bijenzwermen in stand te houden met minimale mislukkingen.
Mariska: “Hoe groter de zwerm, hoe productiever de bijen en hoe beter bestand tegen slechte tijden.” Ook grote zwermen kunnen verder vliegen en dat resulteert in betere bloemen en zoetere honing.
Ze zorgen elk voor hun eigen zwerm, want elke imker heeft een ander tintje. Zo kunnen ze andere beslissingen nemen en meer van elkaar leren. En hoewel de agressieve Afrikaanse bij zeker niet knuffelig lijkt, voelen ze allebei sympathie voor haar.
Mariska: “Ik mis de bijen zelf heel erg. Als we er een tijdje niet zijn geweest dan denk ik: hoe gaat het met ze? Het is inderdaad wel leuk om hun proces te volgen.”
Frank: “Op een gegeven moment is er een bepaalde zwerm die je leuk vindt. Niet specifiek één bepaalde bij, omdat ze samen één lichaam vormen. Er zijn stille momenten dat het goed gaat en dat je alleen onderhoud uitvoert. Dan zijn de bijen blij en is ons werk niet zo zwaar. Je stoort ze niet, ze blijven blij, niemand valt je aan. Dan is het mooi”.
Mariska: “Mensen zeggen vaak: “Waarom exporteren jullie niet?” Maar de Surinaamse markt is nog niet verzadigd en we willen niet te groot worden.”
Frank: “Dan ben je alleen met personeelszaken bezig in plaats van met het echte werk.” Ze hopen dat hun zoon of dochter later het bedrijf overneemt, maar dat is nog niet zeker. Eén ding is echter duidelijk: “We zien onszelf wel met pensioen gaan, maar we zien onszelf nooit als iemand die geen bijen houdt. We zullen altijd een kleine zwerm hebben of zo, die niet meer uit ons systeem gaat.”